Publieksbevraging 2024
Op 5 februari 2024 heeft de overheid een publieksbevraging gelanceerd over de nieuwste versie van het Nationaal Energie- en Klimaatplan (NEKP). Vier weken lang konden burgers en belanghebbenden hun mening geven over het federale beleid en over bepaalde onderdelen van het nationale plan die worden gedeeld met de gewesten. Dit proces, vereist door Europese regelgeving, wil het publiek actief betrekken bij de ontwikkeling van het energie- en klimaatbeleid.
De meeste vragen hadden betrekking op het federale luik van het plan, maar er waren twee vragen in de enquête over gedeelde aspecten met de gewesten. Bevragingen over de gewestelijke onderdelen van het nationale plan werden of worden ook door de gewesten georganiseerd.
De ontvangen reacties worden gebruikt voor de actualisering van het plan, dat voor 30 juni 2024 moet worden ingediend bij de Europese Commissie.
Wat het nationale deel betreft, leren de resultaten van de bevraging ons dat de sectoren vervoer & mobiliteit en energie de belangrijkste zijn voor het NEKP voor respectievelijk 70% en 65% van de respondenten, en landbouw voor de helft van de ondervraagden. Op de open vraag of men nog opmerkingen had op het Nationaal Energie- en Klimaatplan klaagt maar liefst 30% van de respondenten over het gebrek aan ambitie van het NEKP. Dat volgens 11% het plan zeer complex en lang is, helpt hier niet bij. Ook over de uitvoering van het plan zijn er kritische kanttekeningen. Zo gaat 9% van de opmerkingen over de vrees voor een slechte politieke coördinatie bij de uitvoering van het plan.
Wat het federale deel betreft, gaf de publieksbevraging onder meer aan dat:
een meerderheid een ambitieuze aanpak van de klimaatcrisis door de overheid steunt, met extra aandacht voor de bescherming van kwetsbare bevolkingsgroepen;
90% voorstander is van een verdere hervorming van het systeem van bedrijfswagens, waarbij de meerderheid een mobiliteitsbudget voor elke werknemer wil;
meer dan 80% voorstander is van een verlaging van de snelheden op autosnelwegen;
2/3 voorstander is van een verschuiving van tax shift van elektriciteit naar fossiele brandstoffen;
95% meent dat de samenwerking tussen de gewesten en de federale overheid moet verbeteren; 2/3 is voor een gedeeltelijke of volledige herfederalisering van het klimaatbeleid;
85% een verhoogde Belgische klimaatfinanciering voor ontwikkelingslanden steunt.
Belangrijkste vaststellingen
Belangrijkste vaststellingen
Strategische keuzes voor het energie- en klimaatbeleid
De deelnemers vinden dat de overheid de energietransitie vooral moet financieren door een vermogensbelasting op grote vermogens in te voeren en door producten die van ver worden ingevoerd meer te belasten ten gunste van lokale producten.
Aan de deelnemers werd gevraagd om een top-vijf te maken van de prioriteiten binnen het huidige energie- en klimaatbeleid, en van de voorstellen voor toekomstig beleid.
Meer dan acht op de tien respondenten zetten ‘het voor iedereen vereenvoudigen van de overstap naar hernieuwbare energie’ in hun top-vijf van bestaand beleid, een kwart zelfs helemaal bovenaan. ‘Zo veel mogelijk windenergie produceren op zee’ en ‘ervoor zorgen dat energie betaalbaar blijft voor de meest kwetsbare burgers’ werden bijna even vaak gekozen.
Publieksbevraging 2019
In navolging van de EU-Verordening heeft ons land op 4 juni 2019 een nationale publieksbevraging gelanceerd die moet toelaten de standpunten van de burgers en stakeholders toe te voegen aan het definitieve Nationaal Energie- en Klimaatplan.
De burger kreeg meerdere mogelijkheden om te reageren:
via mailadressen kon hij reageren op het algemeen plan of op de verschillende deelplannen.
er was een online enquête die liep van 4 juni tot 15 juli 2019.
60.910 ingevulde online enquêtes, waarvan 86% volledig
De personen die deze enquête invulden:
waren overwegend mannen (65%)
hadden een leeftijd tussen 25 en 64 jaar (81%)
hadden een job (75%)
hadden een gezin (68%)
waren hoger opgeleid (78%)
waren eigenaar van een woning (74%)
Enkele opvallende cijfers
Enkele opvallende cijfers
Transport
32% gaat (bijna) dagelijks te voet of met de fiets naar het werk. Mits een goed uitgebouwde infrastructuur zou 44% van de overige dat ook doen.
66% van de werkende respondenten zou voor het woon-werkverkeer (minstens regelmatig) gebruik maken van geschikte mobiliteitsknooppunten (een locatie waar verschillende vervoerswijzen samenkomen)
Bijna 90% meent dat voor het woon-werkverkeer het openbaar vervoer en de zachte mobiliteit (fiets, te voet,…) fiscaal interessanter moeten zijn dan de privéwagen; van de bijna 22.000 personen die nog andere opties suggereerden, vraagt 26% dat dit ook voor het telewerk zou gelden, en 20% voor het carpoolen.
Aanvullend gaven ruim 20.000 burgers en stakeholders nog algemene, bijkomende commentaren en ontvingen we ook een 400-tal mails met commentaren en standpunten. Daarin valt vooral o.m. op dat:
59% pleiten voor een krachtdadiger beleid, met een duidelijke en realistische visie en planning op lange termijn;
47% menen dat er meer en beter gecommuniceerd en gesensibiliseerd moet worden, niet alleen met een nadruk op energiebesparing, maar ook op consumptiegedrag.
De resultaten in dit rapport zijn gebaseerd op een open bevraging van de Belgische burger. Iedere burger ouder dan 16 kon deelnemen. Bij de bevraging werd geen representativiteit op basis van de Belgische bevolking beoogd.